dakloos deel 7

Eind november 2023. Nog een paar dagen voordat ik per 1 december gratis kan overnachten bij de Winteropvang van de gemeente Amsterdam. Bij de Winteropvang mag je alleen ’s avonds naar binnen om er te slapen. ’s Ochtends uiterlijk 9:00 uur moet je weer weg zijn. Dat vond ik goed want ik kon de hostelkosten gewoon niet meer betalen. Totdat ik naar de Winteropvang kon, verbleef ik in het Via Hotel.

Op een van de laatste dagen dat ik in het Via Hotel verbleef, werd ik gebeld door een dame die mijn advertentie op het bord bij Albert Heijn had gezien. Ze zei dat ze wel een kamer had waar ik tijdelijk kon verblijven. Ze had nog nooit een kamer verhuurd maar ze wilde niet dat iemand dakloos was en daarom belde ze mij. Ze wilde helpen. Ze vroeg of ik nog op zoek was naar onderdak. Ze stelde vragen over mijn situatie en ik stelde haar vragen over de kamer en haar woonsituatie want ik wil geen deelnemer worden van een gezin. Ik wil mijn eigen gang gaan. Ik wil ’s ochtends opstaan en vertrekken en ’s avonds weer terugkomen. Die dame vond dat allemaal prima. We ‘pasten’ bij elkaar.

Ik vertelde aan die mevrouw dat ik wel elke dag aan het Daklozenloket van de gemeente Amsterdam moet doorgeven waar ik slaap. Ik moet haar adres aan het Daklozenloket doorgeven. Daar haakte die mevrouw af. Net als alle andere mensen die graag een dakloze persoon willen helpen. Mensen zijn bang voor instanties, gemeente en de overheid. Ze zijn bang voor problemen met de Belastingdienst maar ze zijn ook bang dat ze hun woning kwijtraken. Dat laatste begreep ik eerst niet zo goed maar inmiddels heb ik, sinds ik dakloos ben, diverse dakloze huurders gesproken die hun huis zijn kwijtgeraakt doordat ze iemand in huis hadden opgevangen. Daar komen rechtszaken van. Bij de rechtbank zijn al die huurders net zo kansloos als ik was tijdens de rechtszaken die op deze blog staan opgeschreven. Persoonlijk krijg ik inmiddels sterk de indruk dat woningcorporaties in de startblokken staan om huurders uit hun ‘sociale’ huurwoning te zetten zodat ze de vrijgekomen huurwoning vervolgens opnieuw te huur kunnen aanbieden in een duurdere klasse of misschien zelfs wel in de vrije sector want ook die markt wordt tegenwoordig voorzien via Woningnet. Ik hoor weleens verhalen van mensen die zeggen dat al die sociale huurwoningen zijn verkocht of gesloopt. Ik geloof dat niet meer. Alle ‘verdwenen’ sociale huurwoningen zijn nu waarschijnlijk gewoon die dure huurwoningen op Woningnet waar je niet voor in aanmerking komt. Over ‘scheefhuurders’ hoor je tegenwoordig helemaal niets meer.

Als je gebruik wilt maken van de Winteropvang van de gemeente Amsterdam dan moet je eerst naar het Daklozenloket van de gemeente in de Jan van Galenstraat. Daar gaat de GGD onderzoeken of je recht hebt op een verblijf in de Winteropvang. Dit onderzoek van de GGD is trouwens een andere dan die screening op zelfredzaamheid door de GGD. Ik wilde gebruik maken van de Winteropvang omdat ik geen geld meer had om een hostel te betalen. Ik ging naar de Jan van Galenstraat. Daar stonden veel mensen voor de deur. Het bleken allemaal dakloze mensen te zijn die gebruik wilden maken van de Winteropvang. Al die dakloze mensen die daar voor de deur stonden, passen gewoon in de wachtruimte van het Daklozenloket maar de gemeente heeft graag dat dakloze mensen buiten staan te wachten. Het is een manier om dakloze mensen te kijk te zetten. Het valt mij vaak op dat dakloze mensen van de gemeente een hele speciale, vooral minderwaardige, behandeling krijgen. Beveiligers van de gemeente kwamen even later naar buiten om iedereen te commanderen om in een rij te gaan staan. Normaal gesproken wordt dat gewoon vriendelijk verzocht. Beveiligers plaatsten verkeerspionnen om aan te geven waar de wachtrij moest komen. Daarna gingen de beveiligers weer naar binnen om vervolgens weer naar buiten te komen om iedereen een papiertje met een nummer te geven. Daarna gingen ze weer naar binnen. De beveiligers kwamen alleen nog af en toe naar buiten om te blaffen tegen mensen die net aankwamen en niet direct begrepen wat de bedoeling was. Sommige mensen twijfelden of ze direct in de rij moesten aansluiten of dat ze misschien eerst naar binnen moesten om zich te melden voor een nummer. Dan kwamen beveiligers naar buiten om even tegen die mensen te blaffen wat er van hen werd verwacht.

Ik stond buiten in de rij te wachten totdat ik aan de beurt was. Er kwam een groep mannen voorbijgelopen. Ze liepen langs de wachtende rij dakloze mensen. Toen ze langs mij liepen, zei een van die mannen heel luid tegen mij: ‘ben JIJ dakloos??!’ Ik kon geen antwoord geven want hij ging direct door met: ‘wat vind ik dat erg zeg!!’ Daarna zei hij op een zachtere toon dat hij het gewoon erg vond dat ik dakloos was. Vervolgens zei hij dat hij dakloosheid erg vond. Een meneer die voor mij in de wachtrij stond, draaide zich naar mij om en hij zei: ‘oh, nou, aan mij werd niks gevraagd hoor.’ Daarna gingen meer mensen in de rij zich met het gesprek bemoeien en toen liepen die mannen door. Ik raakte vervolgens in gesprek met die meneer die voor mij in de rij stond. Hij was een vriendelijke man. Hij rook niet fris maar dat is niet zo gek als je geen huis en dus geen douche of wasmachine hebt. Die man vertelde aan mij dat hij ‘onderdak’ had gevonden in een aanhangwagen. Hij had die aanhangwagen ergens zien staan en het viel hem elke keer op dat niemand die aanhangwagen gebruikte. Toen hij op een nacht nergens naar toe kon om te slapen, is hij onder het zeil van die aanhangwagen gekropen om daar te gaan slapen. Dat bleef hij de nachten daarna ook doen totdat hij een keer wakker werd terwijl iemand met die aanhangwagen wegreed. Toen moest hij nieuwe huisvesting zoeken.

Ik was aan de beurt. Ik mocht naar binnen. Ik liep naar de balie. Er werden wat vragen aan mij gesteld. Ik gaf antwoord. Daarna kreeg ik te horen dat ik werd toegelaten tot de Winteropvang. Ik kreeg een brief waarin dat stond. Die brief moest ik goed bewaren, zeiden ze. Als 1 december de Winteropvang openging dan moest ik die brief bij mij hebben anders werd ik niet toegelaten. Ik ging weer weg. Ik was opgelucht dat ik gratis ergens kon overnachten. Lotte W. van de GGD was druk bezig om daklozenopvang voor mij te vinden maar dat ging niet vlot. Ondanks het feit dat de GGD het ‘zelfredzaam’ stempel had vervangen door het stempel ‘maatschappelijke opvang’. Toen ik nog ‘zelfredzaam’ was, kwamen er juist elke keer daklozenopvanglocaties voorbij waar ik geen gebruik van kon maken omdat ik zelfredzaam was gescreend. Nu was ik MO gescreend en toch was er nog steeds geen daklozenopvang voor mij. Ik ging terug naar het Via Hotel waar ik nog enkele nachten mocht verblijven.

Op 1 december ging ik ’s avonds naar de Winteropvang. Ik had begrepen dat deze Winteropvang een opvang van het Leger des Heils betrof. Ik ben niet bekend met het Leger des Heils. Ik ken de naam wel en majoor Bosshardt met haar uniform ken ik ook nog wel maar daar houdt het op. Ik wist niet dat de gemeente zo een nauwe samenwerking had met het Leger des Heils. Ik dacht eigenlijk ook dat het Leger des Heils een soort liefdadigheidsorganisatie was maar het schijnt dat de gemeente hen dik betaald om daklozenopvang te regelen. Nu ging ik dus naar de Winteropvang van de gemeente Amsterdam verzorgt door het Leger des Heils. Het kan verkeren. Het Leger des Heils leek mij wel een goede organisatie. Vraag me niet waarom.

Ik had van de GGD het adres gekregen van een Winteropvang voor vrouwen. Het adres is in het centrum van Amsterdam. Toen ik daar aankwam, bleek de opvanglocatie een oude, vervallen schoolgebouw met een hele aparte deur. Van een afstand is het een megagrote deur maar als je dichtbij bent dan zie je dat alleen een stukje van die grote deur echt een deur is. Iemand ging daar naar binnen. Ik liep achter die persoon aan naar binnen, voor zover dat kon want direct achter de voordeur stonden veel mensen in een oude kleine hal van ongeveer 2.5 bij 2.5 vierkante meter. Het viel mij op dat er vooral mannen waren in de vrouwenopvang. De mannen maakten wat ruimte zodat ik binnen kon komen.

Nu stond ik ook in die kleine hal. Rechts van mij zag ik een muur met allemaal houten deurtjes. Achter die deuren was kastruimte. Links van mij stonden een paar stoelen tegen de muur. Daar zaten wachtende mensen op. Ik kon niet doorlopen omdat het druk was. Ik en andere wachtenden en binnenkomers kregen geen enkele informatie bij binnenkomst. Ik bleef daarom in die kleine hal wachten net als de andere mensen. Terwijl je wacht kun je voorbij die kleine hal, verder het gebouw in kijken. Ik zag een typische schoolhal met een brede trap naar boven. Ongeveer een meter voor de trap naar boven stonden 2 lange oude houten schooltafels met tussen die tafels in een ruimte waartussen je kon lopen om bij die trap te komen. Er stonden achter die tafels mensen in beveiligerskleding en mensen in kleding van het Leger des Heils. Ze hadden niet de kleding aan die Bosshardt droeg maar ze hadden een blauwe jack/vest aan, voorzien van het rode schild van het Leger des Heils en de tekst: ‘together we’re one’.

Er kwam een jonge Marokkaanse vrouw binnen. Ze leek in paniek. Ze vroeg wat ze moest doen. Moest ze wachten? Mocht ze doorlopen? Wij wachtenden konden haar vragen niet beantwoorden. Niemand kreeg informatie. We stonden daar gewoon te wachten totdat we verder mochten lopen. Die jonge Marokkaanse vrouw klampte zich bijna aan mij vast. Misschien omdat ik een van de weinige vrouwen was. Ik legde aan haar uit dat ik had gezien dat er elke keer iemand naar binnen werd gelaten en dat ik gewoon ging wachten totdat ik aan de beurt was. Toen werd ze wat rustiger en ging ze zelf ook wachten. Ik begreep haar wel. Het was buiten koud. Er was binnen geen warm welkom en geen informatie. Het gebouw zag er oud en vies uit. Je kwam binnen in een vrouwenopvang en daar zag je vervolgens allemaal dakloze mannen. Het was gewoon een rare situatie. Die Marokkaanse vrouw vroeg aan mij wat er verder zou gebeuren. Ik vertelde aan haar dat ik echt geen idee had. Dat ik daar ook voor het eerst was. Ze was heel zenuwachtig en ik voelde mij daar ook niet op mijn gemak.

Er werd elke keer iemand binnengelaten waardoor ik verder kon doorlopen in die eerste hal. Pas toen ik bijna in de tweede hal met de trap stond, zag ik dat er links, voordat je bij de tafels in de tweede hal komt, een kantoor is. Daar moeten mensen zich melden als ze mogen doorlopen vanuit die eerste hal. Ik was aan de beurt. Ik liep het kantoor in. Eigenlijk kon je het kantoor niet inlopen want er stond vrijwel direct bij de deuropening een tafel met een computer en een medewerker daarachter. Hier zag ik duidelijk dat het gebouw oud en vervallen was. Er stonden, geheel in stijl, oude versleten houten tafels en oude plastic stoelen in het kantoor. De mensen van het Leger des Heils deden gemaakt vriendelijk. Een medewerkster vroeg ‘hoe gaat het met u mevrouw?’ Ze liep vervolgens direct weg. Totale desinteresse in het antwoord. De medewerkers waren vrijwel allemaal Surinaamse, Afrikaanse en Antilliaanse mensen waarvan het merendeel vrouw was. De mensen met meer zeggenschap waren mannen. Alleen de leidinggevende was een witte Nederlandse man. VOC-mentaliteit. Ik moest de brief van de GGD laten zien zodat men op de computer kon controleren of ik wel recht had op een bed bij de Winteropvang. Na een controle zeiden ze dat ik inderdaad bij de Winteropvang mocht overnachten. Ik kreeg een kaartje met een nummer. Vervolgens werd ik doorverwezen naar de mensen achter die 2 tafels in de hal.

Elke tafel werd bemand door 2 mensen. Het waren jonge mensen. Ik schat ergens tussen de 20 en de 25 jaar. Het type medewerker dat bij McDonald’s werkt. Ze leken wel Nederlands te spreken maar niet echt vlot of zeker van zichzelf. Informatie werd niet vlot medegedeeld. Er werd alleen het hoognodige gezegd. Ze waren ook niet vriendelijk. Ze draaiden gewoon een verhaal af. Oogcontact werd door hen vermeden. Ze zeiden dat ze mijn tassen zouden doorzoeken. Ze zeiden dat ik mijn spullen niet bij mij mocht houden. Dat delen ze je gewoon mee. Ze gaven geen reden op waarom dat moet. Als je toch een reden uit hen probeert te persen dan zeggen ze hooguit dat het gevaarlijk is. Ik had een handtas en een grotere tas bij me. Ze zeiden dat ik mijn tassen bij hen moest inleveren. Ze zouden mijn tassen in een locker doen met het nummer dat op mijn kaartje was opgeschreven door de medewerkers van het kantoor. Als ik de volgende ochtend zou vertrekken dan moest ik het kaartje met het lockernummer aan hen laten zien en dan zou ik mijn spullen terugkrijgen. Ik vertelde aan hen dat ik juist spullen had meegenomen die ik voor mijn verblijf in de Winteropvang nodig had. Dat leken ze heel raar te vinden. Ik legde aan hen uit dat ik straks ging douchen en slapen. Dat ik tandenborstel, handdoek, badslippers, toiletartikelen, slaapkleding, schone kleding, bril, contactlensvloeistof e.d. in mijn tas had zitten en dat ik er niets aan had om dat allemaal de volgende ochtend te ontvangen bij mijn vertrek. Ook mijn handtas wilde ik bij mij houden want daar zat o.a. mijn telefoon en mijn portemonnee in. Er was eerder door instanties aan mij verteld dat ik een locker zou krijgen bij de Winteropvang om daar mijn spullen in op te bergen zodat ik niet elke dag met mijn spullen hoefde te sjouwen maar blijkbaar was het allemaal anders. De Winteropvang wilde al mijn spullen juist hebben om ze op te bergen in een locker zodat ik er zelf niet meer bij kon. Die zag ik niet aankomen.

Die medewerkers van de Winteropvang zeiden dat het verboden is om normale tassen bij je te hebben in de Winteropvang. Medewerkers willen te allen tijde kunnen zien wat een dakloze bij zich heeft in de Winteropvang. De Winteropvang deelde daarom volledig doorzichtige plastic tassen uit aan alle dakloze mensen die binnenkwamen. Die doorzichtige plastic tassen waren de enige tassen die dakloze mensen in de Winteropvang bij zich mochten hebben. Het was voor onze eigen veiligheid, zeiden ze, Ze zeiden dat ik wat spullen, die ik die avond nodig dacht te hebben, uit mijn tassen mocht pakken en in een doorzichtige plastic tas mocht doen. Ik had vrijwel alles nodig wat ik had meegenomen. Dus ik deed toiletspullen, slaapkleding, telefoon e.d. in die doorzichtige plastic tas. De medewerkers leken daar niet tevreden over maar praten is niet hun sterkste kant. Ze keken elkaar alleen wat vragend aan en daarna een beetje wanhopig naar mij. Het leek alsof ze vonden dat ik teveel spullen had. Ze gingen met elkaar overleggen. Ik begon te snappen waarom iedereen zo lang in die eerste hal moest blijven wachten.

De medewerkers kwamen terug en zeiden dat ze vonden dat ik teveel toilettassen had. Ik heb inderdaad meerdere toilettassen. Ik doe zeep, shampoo en tandpasta in een andere toilettas dan mijn lenzenhouder en mijn lenzenvloeistoffen. Voor mijn make-up heb ik ook weer een aparte toilettas. Ik legde aan hen uit dat ik dat zo deed om hygiënische en praktische redenen. Ik ben dakloos en ik heb geen schone kast om mijn lenzenspullen steriel te bewaren dus probeerde ik die spullen zo hygiënisch mogelijk in een aparte toilettas te bewaren. Ze leken verbaasd. Ik legde aan die verbaasde medewerkers uit dat hygiëne belangrijk is. Een grote dikke medewerkster pakte een van mijn toilettassen, maakte het open, ging er met haar handen in wroeten. Ik kan daar helemaal niet tegen. Ik kon haar wel vermoorden. Zij zag er niet fris uit. Het gebouw zag er niet fris uit. Ze had eerst met haar handen aan iedereen z’n spullen gezeten en nu zat ze met diezelfde handen aan mijn schone toiletspullen. Ze pakte mijn toiletartikelen stuk voor stuk uit de toilettas, bekeek ze en deed ze weer in de toilettas. Totdat ze een fles met crème vond. Deze crème zat in een glazen fles. Ze zei dat ik geen fles van glas bij mij mocht hebben omdat dat gevaarlijk was. Die crème zat nou eenmaal in een fles. Daar kon ik niets aan veranderen. Ze wilde het flesje niet terugdoen in mijn toilettas. Ze liep ermee weg. Leek alsof ze iemand zocht maar niet kon vinden. Ze bleef maar met het flesje in haar handen rondlopen. Op een gegeven moment kwam ze weer bij de tafel en toen liet ze het flesje vallen op de stenen vloer. Ik dacht dat het flesje kapot was. Ik zei woedend tegen haar dat als het flesje kapot was dat ze mij dan moest betalen. Ze zei dat ik het flesje zelf had laten vallen. Ik zei tegen haar dat zij het in haar handen had. Hoe kan ik het dan hebben laten vallen. Ze zei dat ze geen discussie met mij ging voeren over ‘dat fokking ding’. Het flesje bleek niet kapot maar ik ging het beslist niet weggooien omdat de Winteropvang van het Leger des Heils dat zo graag wilde.

Die medewerkers zeiden dat er 2 coördinatoren aanwezig waren en dat ze met een van hen gingen overleggen. Ze kwamen terug en zeiden dat ze mij een aparte doorzichtige plastic tas zouden geven waarin ik al mijn toiletartikelen moest doen. Dat vond ik niet hygiënisch. Ik heb op de poli oogheelkunde van het VU medisch centrum gewerkt. Vrijwel alle lenzendragers met ernstige oogproblemen, die ik heb gezien, gingen onhygiënisch met hun lenzenspullen om. Ik legde aan de medewerkers uit dat je zeer ernstige oogproblemen kunt krijgen als je onhygiënisch met je lenzen, lenzenhouder en lenzenvloeistoffen omgaat. Helaas was dat informatie waar de medewerkers zich geen raad mee wisten. Ze begrepen het gewoon niet. De coördinator wist ook niet wat hij met de situatie aan moest. De Afrikaanse coördinator ging zijn meerdere, de witte opperbaas, erbij halen. De witte opperbaas keek een tel onverschillig naar mijn spullen, mompelde iets onverstaanbaars, haalde zijn schouders op en liep weg. Toen mochten al mijn spullen in de toilettassen blijven en ik mocht de toilettassen gebruiken in de Winteropvang.

Vervolgens kwamen de beveiligers bij de tafel staan. Ze zeiden dat ik mijn zakken leeg moest halen en de inhoud daarvan op tafel moest leggen. Toen legde ik al mijn wapens op tafel. O nee, toen legde ik mijn ov-chipkaart op tafel. Die mocht ik van hen houden maar ik moest het wel in mijn tas opbergen die vervolgens in een locker zou worden opgeborgen. Daarna werd ik gefouilleerd op wapens. Toen ik ook die test had doorstaan mocht ik langs de beveiligers lopen. Een andere medewerker van het Leger des Heils zei dat ik met haar mocht meelopen de trap op zodat we mijn spullen, die niet in de doorzichtige plastic tas zaten, in een locker konden opbergen. We liepen die brede schooltrap op. Er was bovenaan de eerste trap een bordes met hoge ramen. Daarna volgde nog een trap naar links en toen stonden we op de eerste etage.

Als je op de eerste etage aankomt en rechtsaf gaat dan is er een lange gang. Aan de linkerkant van die lange gang zijn klaslokalen en rechts zijn ramen. Aan het begin van die gang is links tegen de muur een lange stalen wasbak met meerder kranen erboven. Verderop in de gang, ook links langs de muur, zijn een rij douchecellen gebouwd. Het was eigenlijk 1 lange smalle doucheruimte met over de hele lengte langs de muur een afvoerput. Er waren schotten in die lange ruimte gemaakt zodat er meerdere douchecellen ontstonden. Ongeveer zoals op een camping. De onderkant en de bovenkant van een douchecel zijn open. Als je doucht dan sta je in het douchewater van de persoon die naast jou doucht. De deur kon wel op slot. Verderop langs de muur waren rijen met stalen lockers geplaatst. In een van die lockers werden mijn spullen opgeborgen. Ik kreeg geen sleutel. Ik zou mijn spullen de volgende ochtend terugkrijgen als ik zou vetrekken. Aan het eind van die lange gang was een brede trap met slechts 2 traptreden. Als je die trap opliep dan stond je in een ruimte met aan je rechterhand 3 toiletten en links 2 wasbakken. Een van de wasbakken had een kraan zonder draaiknop. De andere wasbak had een kraan met draaiknop maar die draaiknop deed het ook niet goed waardoor er voortdurend water uit de kraan liep.

Vrijwel alle klaslokalen waren aan de linkerkant van die lange gang. Alleen aan het eind van de gang, net voor de toiletten, was er ook een klaslokaal aan de rechterkant van de gang. De medewerkers van het Leger des Heils lieten mij de kamer zien waar ik zou slapen. Mijn bed was in het lokaal aan de rechterkant van de gang. We gingen daar naar binnen. Het was een typische klaslokaal. Vierkant, hoog plafond en hoge ramen. Misschien is het klaslokaal iets kleiner dan dat ze tegenwoordig zijn. Links tegen de muur stonden 4 stapelbedden naast elkaar. Er was ongeveer een meter loopruimte tussen de stapelbedden in. Het hoofdeinde van de bedden was tegen de muur en het voeteneinde richting het midden van het klaslokaal. In het midden van het klaslokaal stonden 2 lange houten tafels in de lengte tegen elkaar aan als een soort afscheiding tussen de bedden links tegen de muur en de bedden rechts tegen de muur. Rechts tegen de muur stonden ook weer 4 stapelbedden met het hoofdeinde tegen de muur met ramen en het voeteneinde richting het midden van het klaslokaal. Op elk bed lag een dekbed en een kussen. Dekbed en kussen waren nieuw en zaten nog in een plastic hoes. Op de bedden lag schoon wit beddengoed, allemaal gestreken en gevouwen. Je moest het bed zelf opmaken. Er was een laken, dekbedovertrek en een kussensloop. Bedden, beddengoed en matrassen zagen er nieuw en fris uit. Dit was in grote tegenstelling tot vrijwel alles wat ik van het gebouw had gezien.

Het hele gebouw zag er oud en vervallen uit. Muren, vloeren, plinten, plafonds, deuren, kranen, radiatoren, ramen, echt alles was oud, versleten, kapot of aan het vergaan. Het rook er ook niet fris. Er vlogen mega bromvliegen door het gebouw. Overal waar de schoonmaakploeg niet bij kon zat vuil, vlekken of kringen van vocht. Maar eigenlijk ook op de deuren, waar een schoonmaker makkelijk bij kon, zaten vlekken en vegen. Er was ook veel kapot, zoals de kranen bij de toiletten. Ook loszittende wc-brillen. Sommige toiletten leken wel kindertoiletten. Je kon er niet op zitten met de deur dicht. Het paste gewoon niet. In het klaslokaal waar ik zou slapen, kon een raam niet dicht. Het was een oude hoge raam met een bepaald sluitmechanisme dat niet meer werkte. De radiatoren deden het gelukkig wel maar het vroor buiten waardoor het klaslokaal toch koud bleef. De enige keer in mijn hele leven dat ik zo’n oud gebouw had gezien was op de televisie in de jaren negentig. Er was toen een goede doelen actie op de televisie om geld in te zamelen voor een weeshuis in een Oost-Europees land. Ik ben vergeten welk land het was. Maar ik herinner me nog wel de beelden van het oude huis met die weeskinderen. Er werden op de televisie beelden getoond van het verouderde gebouw. Het gebouw was zwaar verwaarloosd, grauw, geen aankleding, verroeste radiatoren en alleen wat oude versleten meubels. Nou mensen, het duurde een paar jaar maar inmiddels hebben we dat ook in Nederland. Zo zag het gebouw van de Winteropvang er namelijk ook uit. Er waren gewoon een paar nieuwe stapelbedden en oude tafels en stoelen in een oude schoolgebouw geplaatst et voilà: de Winteropvang.

Die jonge Marokkaanse vrouw die mij bij de ingang aansprak, kreeg het bed naast mij toegewezen. Ze zei dat ze Karima heette. Aan de andere kant naast mij had een Afrikaanse vrouw een bed toegewezen gekregen. Ze zei dat ze Sehre heette. Iedereen sprak zacht of op een fluistertoon in het klaslokaal. Niemand voelde zich op zijn gemak. Een medewerkster van het Leger des Heils kwam het klaslokaal binnen. Ze zei dat we een avondmaaltijd beneden konden krijgen. Ik liep met Karima en die medewerkster mee naar beneden om te eten. Toen ik eerder die avond het gebouw binnenkwam was het stil beneden. De mensen die binnenkwamen waren stil of praatten zacht. De mensen die bij de Winteropvang werkten, waren niet erg spraakzaam. Daardoor was het binnen stil maar toen ik de trap afliep, hoorde ik heel veel rumoer beneden. Eenmaal beneden zag ik dat medewerkers van het Leger des Heils in de hal woordenwisselingen hadden met dakloze mannen die de regels belachelijk vonden. Iemands persoonlijke spullen lagen op tafel zoals mijn persoonlijke spullen daar eerder ook op tafel hadden gelegen voor een onderzoek. Diverse dakloze mannen uitten hun onvrede over de gang van zaken en steeds meer medewerkers kwamen zich ermee bemoeien. De medewerkster die ons een avondmaaltijd had beloofd, liep gewoon langs die opstand een gang in die vanaf de 2e aankomsthal links was. We liepen achter haar aan door die gang. In die gang waren medewerkers van het Leger des Heils gezellig met elkaar aan het praten. Ze waren luidruchtig en ze gebruikten veel straattaal. Ik hoorde vaak ‘eee’ en ‘yo’ of ‘bro’. Toen wij daklozen de gang inliepen, namen die medewerkers direct weer hun weinig spraakzame houding aan en wij liepen ook in stilte voorbij.

Beneden op de begane grond was ook een lange gang met aan de linkerkant 2 klaslokalen. Er was een klaslokaal gereserveerd voor vrouwen. Daar konden vrouwen een maaltijd eten. In het klaslokaal stonden oude houten tafels en plastic stoelen met ijzeren poten. Ook deze ruimte was verder niet aangekleed. Wel gordijnen want de omwonenden hadden last van de felle tl-buizen verlichting dat door de hoge ramen naar buiten scheen. De gordijnen moesten daarom altijd dicht zijn. Er hing wel een hele grote televisie aan de muur. Op de gang van de begane grond waren tegen de muur ook weer een rij van dezelfde douchecellen gebouwd als op de 2e etage. Als je daar langs liep dan kwam je bij een klaslokaal voor mannen. Daar konden mannen hun maaltijd eten en televisie kijken. Als je weer verder de gang inliep dan was daar een keuken waar je je maaltijd kon ophalen. Als je door die keuken liep dan kwam je bij de deur naar de gymzaal. De gymzaal was volgestouwd met stapelbedden om ongeveer 50 dakloze mannen op te kunnen vangen.

In de keuken kon je kiezen tussen 2 maaltijden; een vegetarische maaltijd of een halal maaltijd. Ook hier bepaalt de minderheid het leven van de meerderheid. Ik koos voor de halal maaltijd omdat daar vlees in zit. Ik kreeg een zwart plastic bakje met 3 vakjes. In een vakje zat aardappelpuree. In een ander vakje zat een soort gehaktschijf en in het laatste vakje zat jus. Ik kreeg een kartonnen bord om mijn maaltijd op te doen en een kartonnen mes en vork om mijn maaltijd op te eten. Ik deed mijn eten op het kartonnen bord en toen trok alle jus in het kartonnen bordje in plaats van in de aardappelpuree. Het vlees leek kunstvlees. Het was papperig en het had een ander uiterlijk en structuur dan vlees. Ik kreeg het eten niet weg. Toen het eten ‘op’ was had ik verder niets te doen daar in de Winteropvang maar eenmaal binnen mocht je niet meer naar buiten. Er was daar ook niets te doen. Er was alleen een televisie en ik kijk geen televisie. De sfeer was naar. De Winteropvang is geen plek waar je wilt zijn. Het gebouw was oud en vies. De mensen die er werkten waren gemaakt vriendelijk. Op de gang hoorde ik iemand schreeuwen: ‘I will kill you I will cut your throath!’ De schreeuwlelijk bleek een dakloze Poolse mevrouw te zijn. Niemand besteedde aandacht aan haar. Ze zei het tegen niemand in het bijzonder. Het zal wel. Ik wilde mijn tanden poetsen en gaan slapen zodat het hopelijk weer snel de volgende dag zou zijn en ik weer snel kon vertrekken uit de Winteropvang. Je mag trouwens niet naar buiten als je eenmaal binnen bent bij de Winteropvang. Je moet voor 22:00 uur binnen zijn en eenmaal binnen, al is het 17:00 uur, mag je niet meer naar buiten. Na 22:00 uur word je niet meer binnengelaten.

Ik ging weer terug naar de eerste etage om mijn bed op te maken. Daarna ging ik mijn tanden poetsen bij die wasbakken met kapotte kranen. Vervolgens ging ik douchen in een van de douchecellen in de gang. De grote ramen in de gang hadden geen gordijnen. De gang zelf was felverlicht. Raar dat de buren daar niet over klaagden. De buren hadden vrij uitzicht op de badkamers en eigenlijk op de hele gang. Dat was vervelend. De deur van de douche kon wel dicht maar er zat ook nog een beveiliger op de gang en het hele gebouw was vergeven van de camera’s. Ontspannen douchen is anders. Pas toen ik in bed lag, merkte ik dat de bedden smaller zijn dan normale eenpersoonsbedden. Je kon je niet makkelijk omdraaien in het bed want je lag zo op de vloer. Mijn eenpersoonsdekbed kwam elke keer deels op de vloer te liggen. Ik stond op, legde het dekbed op het bed daarna ging ik er deels op liggen en het andere deel vouwde ik om mij heen zodat mijn dekbed niet meer op de grond zou komen. Ik was wel blij dat ik niet in het bovenste bed van het stapelbed sliep want ik zou vast en zeker uit bed vallen. Er was trouwens geen trap naar het bovenste bed en het had ook geen valbescherming. Op de vrouwenslaapzaal waar ik een bed had, sliep niemand op de bovenste bedden. Er verbleven ongeveer 6 vrouwen in deze slaapzaal voor 16 vrouwen maar er was nog een andere vrouwenslaapzaal tegenover de slaapzaal waar ik een bed had. In die andere slaapzaal sliepen wel vrouwen op de bovenste bedden. Rond 5:00 uur werd ik wakker. Ik zag Sehre in het donker bidden op een mat. Ik ging ik naar de toilet. Ik liep de felverlichte gang in. De lichten in gang, toiletruimte en trap bleven de hele nacht aan. Toen ik naar de toilet ging, zag ik Karima in de gang staan. Ze had een koffer bij zich. Ik liep door naar de toiletruimte. Daarna wilde ik weer naar bed gaan maar Karima hield mij tegen en zei heel blij tegen mij dat ze wegging. Ik zei haar slaperig gedag en ging weer naar bed.

De volgende ochtend was het zaterdag 2 december. We werden om 7:30 uur gewekt door medewerkers van het Leger des Heils. Ze kwamen de slaapzaal binnen en riepen: ‘goedemorgen, het is 7:30 uur, eerste wekronde.’ Daarna gingen ze weg. In het bed van Karima lag nog steeds iemand te slapen. Ik vroeg mij af of ik had gedroomd dat Karima wegging of dat zij zich had bedacht en weer in bed was gekropen. Het was héél koud in de kamer want het raam kon niet dicht en het vroor buiten. Het was moeilijk om onder een warme dekbed vandaan te komen. Zeker als er op zaterdag geen enkele andere reden is om uit bed te komen dan dat je het pand uiterlijk 9:00 uur moet verlaten. Regels zijn regels. Ik kwam uit bed, trok direct al mijn kleren en ook mijn sokken en schoenen aan. Toen had ik het ietsje warmer. Om 8:00 uur kwamen weer medewerkers van het Leger des Heils naar de slaapzaal. Ze kwamen binnen en zeiden: ‘goedemorgen, het is 8:00 uur, tweede wekronde.’ Ze wilden alweer weggaan maar ik vroeg aan hen hoe het zat met mijn slaapkleding, badslippers, handdoek, toiletspullen etc. moest ik dat allemaal meenemen en er de hele dag mee rondlopen of mocht ik het daar laten staan? De medewerkers zeiden dat ik niets in de kamer mocht achterlaten. Ik moest het bed opmaken en al mijn persoonlijke spullen meenemen. Dus toen moest ik alsnog weer de hele dag met al mijn spullen gaan sjouwen. Ik zag het niet zitten om weer ergens een kleine locker voor 24 uur te huren. Om 8:30 uur kwamen weer medewerkers van het Leger des Heils naar de slaapzaal. Ze kwamen binnen en zeiden: ‘goedemorgen, het is 8:30 uur, dit is de derde en laatste werkronde, om 9:00 uur moet iedereen de deur uit zijn want dan gaat de slaapzaal op slot.’ We legden aan die medewerkers uit dat het onzinnig is om de hele dag met al onze spullen te sjouwen terwijl we ’s avonds weer in de Winteropvang zouden slapen. Toen zeiden de medewerkers ineens dat we alle persoonlijke spullen in de locker mochten opbergen nadat we onze tassen eruit hadden gehaald. We moesten het kaartje met het lockernummer bewaren en dat ’s avonds laten zien als we weer binnen zouden komen. Dat was al wat logischer.

Bij de laatste wekronde gingen de medewerkers van het Leger des Heils langs alle bedden om er zeker van te zijn dat iedereen wakker was zodat iedereen om 9:00 uur uit de slaapzaal was. Karima lag nog steeds helemaal verstopt onder het dekbed in haar bed. De medewerkers liepen naar haar bed om haar wakker te maken. Ze reageerde niet. Toen deden die medewerkers het dekbed omhoog. Bleek dat niet Karima in het bed sliep maar die gestoorde Poolse mevrouw. Deze mevrouw had een aparte kamer waar zij alleen sliep. Waarschijnlijk moest ze daar alleen slapen voor de veiligheid van andere dakloze mensen in de Winteropvang. Ik vond het wel vreemd dat de Winteropvang zulke idioot strenge regels heeft en dat er zoveel beveiligers rondlopen en overal camera’s zijn maar dat een gestoorde persoon ongemerkt in een andere kamer kan komen om in iemand anders bed te slapen. De medewerkers vroegen die Poolse mevrouw om direct de kamer te verlaten. Dat deed ze want ze had verder geen persoonlijke spullen bij zich. Ze sliep helemaal aangekleed, ook met jas en schoenen, in het bed.

Toen ik voor 9:00 uur beneden stond, werd mij verteld dat er ook een ontbijt voor iedereen was. Ik liep naar de eetzaal voor vrouwen. Ik ging aan een tafel zitten om te kijken wat er te eten was. Er was bruinbrood en witbrood. De sneetjes waren per 4 in boterhamzakjes verpakt. Plakjes kaas waren per stuk vacuüm in plastic verpakt. Jam, pindakaas, chocoladepasta en boter waren in kuipjes verpakt. Er was ook koffie en thee. Dit verwende nest haalde haar neus op en wilde zonder te eten of te drinken naar buiten. Helaas kon ik niet weg. 2 Vrouwen kregen ruzie precies op mijn route naar de deur van de eetzaal. Een Afrikaanse vrouw had ruzie met die Poolse mevrouw. Die Poolse mevrouw liep naar een tafel, pakte een stoel en gooide het naar die Afrikaanse vrouw die vervolgens naar de deur rende. De stoel raakte haar net niet. Daarna pakte die Poolse mevrouw nog een stoel en gooide ook die stoel richting de deur waar die Afrikaanse vrouw op dat moment stond. De stoel kaatste terug tegen de deuropening omdat het er niet doorheen paste. Andere vrouwen zaten gelukkig ver genoeg van de deur om niet geraakt te worden door de stoel die terugkaatste. Er kwamen 2 beveiligers. Een beveiliger ging naar die Afrikaanse vrouw in de gang en de andere ging naar die Poolse mevrouw in de eetzaal. De beveiliger in de eetzaal sloeg een arm om die Poolse mevrouw en probeerde haar te kalmeren. De deuropening was weer vrij van agressie. Ik kon weg.

Het was ijskoud en doodstil buiten. Iedereen was lekker binnen. De winkels waren nog niet open. Geen winkelend publiek. Geen mensen die naar hun werk gingen. Weinig verkeer. De enige reden dat ik wel buiten was, was omdat ik om 9:00 uur op straat werd gegooid door de Winteropvang. Dat zijn de regels. Sommige mensen in de Winteropvang vroegen aan de medewerkers waar ze zo vroeg naartoe konden omdat het zo koud was. De medewerkers zeiden dat mensen naar de bibliotheek konden gaan maar de bibliotheek gaat in het weekend niet zo vroeg open. Toen kregen mensen te horen dat ze dan naar een inloophuis van De Regenboog Groep konden gaan maar internet vertelde ons dat ook de inloophuizen niet zo vroeg opengingen. Ik ging bij een vriendin op bezoek. Ik had haar al gebeld.

s Avonds ging ik weer terug naar de Winteropvang. Ik moest voor 22:00 uur binnen zijn anders zou ik niet meer binnengelaten worden. Ik moest weer lang in de eerste hal wachten. Ik moest mij vervolgens weer melden in het kantoor. Daarna moest ik weer naar die 2 tafels in de tweede hal. Er volgde weer een controle van al mijn spullen. Ik moest weer al mijn spullen inleveren. Ik mocht weer wat spullen in een doorzichtige plastic tas bij me houden. Ik moest weer mijn zakken leegmaken en alles op tafel leggen. Daarna werd ik weer gefouilleerd. Daarna mocht ik weer met een medewerkster naar boven lopen om mijn tas in een locker te doen en mijn slaapkleding e.d. weer uit de locker te pakken. Er was weer avondeten maar verder niets te doen. Ik besloot weer om zonder eten meteen te gaan slapen zodat het hopelijk snel de volgende dag zou zijn en ik weer weg kon. Toen ik naar het klaslokaal met mijn bed ging, zag ik dat Karima er niet was. Sehre was er wel. Misschien zou Karima later komen. ’s Nachts zag ik wel iemand in het bed van Karima liggen. Ze was dus op tijd gekomen om bij de Winteropvang te slapen.

De volgend ochtend was het zondag 3 december. Er volgden weer 3 wekrondes. Het was weer ijskoud in de kamer. Ik trok weer heel snel al mijn kleding aan. In het bed van Karima lag weer iemand helemaal verstopt onder het dekbed en ook deze keer moesten de medewerkers van het Leger des Heils haar wakker maken tijdens de laatste wekronde. Wederom bleek het die gestoorde Poolse mevrouw te zijn die onder het dekbed in het bed van Karima lag. Dus Karima was echt weg. Ze bedoelde dus dat ze wegging bij de Winteropvang. Ik dacht dat zij bedoelde dat ze die ochtend de deur uitging om ’s avonds weer terug te keren. Ik vond het jammer dat ze weg was want ze was vriendelijk en ze sprak Nederlands. Ik vond het fijn voor haar dat ze niet meer in de Winteropvang hoefde te slapen want dat vond ze heel erg. Ik ging weer zonder te ontbijten de deur uit. Het was nog stiller op straat dan gisteren. Waar moet je naar toe zo vroeg op zondagochtend? Ik ging weer bij vrienden ontbijten. Daar bleef ik vervolgens de hele dag lekker binnen.

s Avonds moest ik mij weer voor 22:00 uur bij de Winteropvang melden. Daar volgden dezelfde procedures als de voorgaande dagen. Ik wilde weer snel naar mijn bed zodat het weer snel de volgende dag zou zijn en ik weer snel weg kon. Nadat het hele programma was afgedraaid en ik met mijn spullen naar boven mocht, vroeg ik aan de medewerkers en beveiligers of ze erop wilden letten dat die Poolse mevrouw ’s nachts niet in het bed naast mij ging slapen. Ik ging naar boven om mijn tanden te poetsen. Plotseling kwamen beveiligers en medewerkers van het Leger des Heils naar boven. Ze vroegen of ik met hen mee wilde lopen naar de lockers. Dat deed ik.

Er waren 2 coördinatoren bij de Winteropvang. Er was een Afrikaanse coördinator die vrij rustig was en er was een Surinaamse coördinator met een enorm ego. Die Surinaamse coördinator kwam samen met een aantal medewerkers van het Leger des Heils plus beveiligers naar mij toe met de vraag wat ik allemaal in mijn locker had zitten en of ik mijn locker wilde leeghalen waar hij en zijn collega’s bij waren. De lockers staan in een rij langs een muur en ook in rijen op elkaar gestapeld. Mijn locker was op de grond. Ze vroegen aan mij om op een afstand te gaan staan zodat zij het slot konden openmaken. Daarna gingen zij op een afstand staan en moest ik al mijn spullen uit de locker halen. Dat deed ik. Ik knielde op de grond om alle spullen uit de locker te halen. Er stonden ongeveer 6 medewerkers en beveiligers om mij heen toen ik mijn spullen uit de locker haalde. Ze wezen op mijn toilettassen en vroegen wat daar allemaal in zat. Ik zei dat mijn toiletspullen daarin zaten. Ze zeiden dat het verboden was om toilettassen in de Winteropvang te hebben. Ik zei tegen hen dat we die discussie eergisteren al hadden gevoerd. De medewerkers, de coördinator en de witte opperbaas konden zich dat niet herinneren.

Ik zei nogmaals tegen hen dat ik mijn spullen om hygiënische en praktische redenen in toilettassen bewaarde. Ze zeiden dat hun regels zijn dat ik geen toilettassen in de Winteropvang mocht hebben. De toilettassen mochten niet meer terug in de locker, zeiden ze. Ik zei tegen hen dat ik geen huis had waar ik mijn toilettassen even naar toe kon brengen. Ze zeiden dat ik dan maar wat anders moest bedenken. Het leek alsof ze wilden dat ik mijn toilettassen ging weggooien net zoals die crème in een fles. Dat ging ik zeker niet doen. Ik had die toilettassen speciaal aangeschaft omdat ik dakloos werd en mijn spullen hygiënisch wilde bewaren. Toilettassen zijn duur. Ik vroeg aan die mensen van het Leger des Heils en aan die beveiligers om zich te verplaatsen in de schoenen van dakloze mensen waar ze de hele dag mee werken. Ze bleven herhalen dat ik geen toilettassen mocht hebben. Inmiddels waren beide coördinatoren present en nog meer medewerkers om mij heen. Ze genoten er allemaal van dat iemand geen kant op kan. Elke medewerker van de Winteropvang die op dat moment om mij heen stond, genoot enorm van de situatie. Niemand wilde een oplossing bespreken. Het ging deze mensen niet om een oplossing of om de veiligheid. Het ging hen erom dat zij hun macht konden uitoefenen en om de spanning die dat teweeg brengt bij degene die ze in het nauw drijven. Ooit in hun leven zijn ze zelf zo behandeld. Ze wisten zich toen geen raad met de situatie en nu zijn de rollen omgedraaid. Ze waren niet voor rede vatbaar. Ik zei tegen hen dat ik mijn toilettassen misschien wel bij vrienden kon achterlaten. Het was al vrij laat. Ze zeiden dat ik niet voor 22:00 uur terug zou zijn en dus niet in de Winteropvang zou mogen overnachten en dus de hele nacht buiten moest blijven. Ze willen graag radeloosheid zien omdat zij ooit ook radeloos waren.

Ik vond het vervelend om op dat tijdstip iemand te moeten bellen om deze absurde situatie te bespreken. Toen ik eerder aan vrienden vertelde dat ik al mijn spullen moest afgeven en werd gefouilleerd om bij de Winteropvang te kunnen overnachten, toen geloofden ze mij niet. Ze dachten dat ik overdreef omdat ik niet bij de Winteropvang wilde overnachten. Nu moet ik aan mensen gaan uitleggen dat mijn toilettassen dusdanig gevaarlijk zijn dat ze per direct uit de Winteropvang verwijderd moesten worden. Mensen geloven deze absurde dingen niet maar dat is wel de realiteit bij de Winteropvang. Wat je met absurde regelgeving bereikt is dat mensen geïsoleerd raken doordat ze zeer ongeloofwaardige verhalen aan hun netwerk vertellen. Het isoleren van mensen van hun sociale netwerk is precies de werkwijze van een psychopaat. De vraag is waarom gemeente en overheid er juist deze werkwijze op na houden. Kinderen worden geïsoleerd van hun ouders. Oudere mensen worden geïsoleerd van hun families. Dakloze mensen worden geïsoleerd van hun sociale netwerk, welke al heel broos is omdat een dakloze persoon vaak een beroep moet doen op zijn netwerk. Ik had, alleen al de afgelopen 2 dagen, mensen vroeg uit bed gehaald omdat ik zelf om 9:00 uur de deur uit werd gegooid terwijl het buiten vroor. Dat is natuurlijk geen winteropvang.

Ineens schoot mij te binnen dat ik niemand lastig hoefde te vallen als ik mijn toilettassen naar mijn opslagplaats bij Shurgard zou brengen. Ik zei tegen die mensen van het Leger des Heils en hun beveiligers dat ik mijn toilettassen wel naar mijn opslagplaats van Shurgard bij de Transformatorweg zou brengen. Hun reactie was dat ik niet voor 22:00 uur terug zou zijn en dus niet meer naar binnen mocht. Ik mocht alleen de deur uit als ik toestemming aan hen zou vragen, zeiden ze. Ik vroeg aan wie ik precies toestemming moest vragen. Dat moest ik vragen aan meneer Ego zelf. Dus ik vroeg ter plekke aan meneer Ego of ik toestemming kon krijgen om de deur uit te gaan. Ik kreeg toestemming. Vervolgens droop Iedereen teleurgesteld af omdat ik een oplossing had gevonden.

Ik ging met de metro naar het Centraal Station. Daar pakte ik bus 22 naar de Transformatorweg. Ik liep in een ijzige kou naar een donkere, verlaten bedrijventerrein waar de opslagplaatsen van Shurgard zijn. Ik deed mijn toilettassen in de opslagruimte. Ging weer naar de bushalte. Pakte de bus naar Centraal Station. Daarna de metro naar de Vijzelgracht. Ik was rond 22:30 uur weer in de Winteropvang. Daar stond een beveiliger grijnzend wijdbeens tussen de 2 tafels in de tweede hal. Hij had een handapparaat waarmee je wapens detecteert in zijn ene hand en sloeg er triomfantelijk mee in zijn andere hand. Hij zag er zwakzinnig uit. Ik weet niet wat deze randdebiel dacht dat hij bij mij zou aantreffen. Ik moest wijdbeens gaan staan zodat hij mij met dat apparaat kon fouilleren. Daarna mocht ik doorlopen naar boven. Ik ben met kleren en al in bed gaan liggen wachten tot de volgende ochtend. Na de eerste wekronde ging ik mij opfrissen, vroeg om mijn tassen die in de locker waren en daarna ben ik de voordeur uitgelopen. Geen idee hoe het verder moet maar ik slaap niet meer bij de Winteropvang.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *